Spreekuur - de taalcolumn
Vruchtbare woorden
Onze columnist denkt vaak terug aan zijn geliefde grootmoeder. Voor hem belichaamt zij de versmelting van taal en leven. Keer op keer herinnert hij zich haar adviezen – en in deze moeilijke tijden nog vaker dan anders.
Von Hernán D. Caro
Af en toe zijn er momenten waarop ik het allemaal niet meer weet of bang ben voor het leven, en dan betrap ik me erop dat ik aan mijn grootmoeder denk. Preciezer gezegd: aan de zinnen die ze, toen ze nog leefde, af en toe uitsprak en die ik nu als talismannen bewaar. Woorden die voor sommigen niets betekenen, maar waar ik kracht, hoop of gewoon troost uit put.
Oproepen tot daadkracht
Ja, ik weet het: Wat maken woorden eigenlijk uit? We kennen allemaal wel enkele varianten op het cliché “Geen woorden maar daden!” – als didactisch aforisme (“mooie woorden zijn niet veel waard als er geen daden op volgen”), aansporing (“Genoeg gepraat, tijd voor actie!”) of in wijze en ook soms een beetje kitscherig aandoende uitspraken (“De waarheid herken je niet aan mooie woorden maar aan stille daden”). Tijdens mijn jeugd in Latijns-Amerika, een werelddeel dat door een christelijk wereldbeeld is gevormd, ontleende men die oproep aan de Bijbel. Daar kon je vaak de zin “Aan hun vruchten zul je hen herkennen” horen, en daarmee citeerden de mensen – misschien zonder dat ze er zich bewust van waren – Jezus’ woorden uit het evangelie volgens Mattheus.Al die uitdrukkingen komen op hetzelfde neer: Je kunt zeggen en beloven wat je wilt – als op je woorden geen daden volgen, of erger, als je gedrag in tegenspraak is met je woorden, dan betekenen ze niets. Of: Je herkent hoe iemand echt is aan zijn “vruchten”, niet aan zijn praatjes. En toch zijn het de woorden van mijn grootmoeder die ik in mij meedraag en die mij moed geven wanneer ik twijfel. Hoe komt dat?
Woorden als wegwijzers
Dat komt omdat er bijzondere mensen zijn, bij wie woorden en daden met elkaar verweven zijn. Wanneer dat wat ze gezegd hebben het enige is wat van hen overblijft, worden hun woorden krachtige wegwijzers. De moeder van mijn moeder was een eenvoudige, onopvallende huisvrouw die het in haar leven nooit makkelijk heeft gehad, die niet lang naar school was geweest, die heel bescheiden leefde – en toch, zo voel ik het tenminste aan, heeft ze enkele belangrijke dingen begrepen. En ze leefde naar wat ze zei. Wanneer ik merk hoe sommige van haar uitspraken elkaar aanvullen en samen een geheel vormen, ontroert me dat nog altijd. Het lijken wel elementen van een levensvisie die ze nooit in haar geheel heeft uitgesproken, maar het is een visie waarop ik heel erg gesteld ben.Soms zei mijn grootmoeder: “Je gaat dood en neemt niets mee.” Daarmee bedoelde ze op haar manier dat het weinig zin heeft materiële rijkdom te verzamelen. Die spullen kun je toch niet meenemen in het graf. En dus pasten alle materiële zaken die ze na haar dood naliet in één koffer – maar op de dag van haar begrafenis pasten de treurende verwanten en bekenden niet eens allemaal in één kerk.
Die zin vulde ze vaak aan met het – in sommige omstandigheden gedurfde of zelfs riskante – advies: “Als iemand je iets aanbiedt, zeg ja!” Dat betekende niets anders dan: Leven doe je nu, dus grijp de kansen die zich aanbieden, twijfel niet om ze aan te nemen. Je weet immers nooit of ze zich binnenkort nog eens aandienen. Die nieuwsgierigheid, levenslust en ruimhartigheid paste ze niet alleen op zichzelf toe, ze wist ook haar medemensen erin te betrekken. Wanneer ik rond lunchtijd met een vriend bij haar langsging, vroeg zij of hij bleef eten, en dat vroeg ze met blasfemische woorden waar ik dol op was: “Wanneer er in de hel genoeg plaats is voor ons allemaal, dan is er hier vast en zeker ook genoeg plaats.” En dus mocht de vriend blijven eten.