Spreekuur - de taalcolumn
De realiteit beleven
© Goethe-Institut e. V./Illustratie: Tobias Schrank
Hoeveel passie en zinnelijkheid zit er in de Duitse taal? – Waarschijnlijk niet veel? Hernán D. Caro, onze nieuwe columnist, denkt daar anders over!
Von Hernán D. Caro
Ik kwam voor het eerst met de Duitse taal in contact toen ik 17 of 18 was, op een leeftijd waarop ik – zoals waarschijnlijk elke 17- of 18-jarige – overtuigd was dat ik wist hoe de werkelijkheid in elkaar stak. En omdat ik op die leeftijd behoorlijk veel piekerde, dacht ik dat de werkelijkheid vooral bestond uit barre, grotendeels onveranderlijke feiten waar wij als mensen niets tegen konden beginnen. Je mag gerust zeggen dat ik een pessimistische jongere was.
Plasticiteit en beeldende kracht
Het was dus geen toeval dat ik in die tijd gefascineerd was door twee Duitstalige auteurs die er evenmin een rooskleurig wereldbeeld op nahielden: de schrijver Franz Kafka en de filosoof Arthur Schopenhauer. Zij waren degenen die voor mij de deur naar de Duitse taal openden – en ik werd verliefd op die taal, nog voordat ik een volledige Duitse zin foutloos kon uitspreken of schrijven. Maar geleidelijk aan kwam daar verandering in: gedreven door nieuwsgierigheid, enthousiasme en misschien ook een zekere obsessie, raakte ik in de loop der jaren, dankzij taalcursussen, boeken, contacten met Duitsers en bezoekjes aan Duitsland zelf, almaar meer vertrouwd met de taal.Het eerste waar de nieuwe taal me mee omverblies, was de plasticiteit, de beeldende kracht van de Duitse woordenschat. In het begin stond ik daar eerlijk gezegd versteld van. Heel wat mensen die ik in Duitsland ontmoette, leken me niet bepaald passioneel of zinnelijk – toch niet in vergelijking met de mensen die ik eerder in mijn geboorteland Colombia had leren kennen. Maar toch ontdekte ik, en ontdek ik nog altijd, in ontelbare Duitse woorden een dynamische kracht, een vitaliteit, die mijn kijk op de dingen waarop die woorden betrekking hebben ingrijpend heeft veranderd. Hoe meer ik over de taal te weten kwam, des te levendiger werden de dingen en de wereld waarover de taal vertelt.
Woorden lichamelijk ervaren
Veel van de Duitse woorden die mij in verrukking brengen, zijn niet zozeer de hoogdravende begrippen die sommige filosofen doorheen de eeuwen hebben bedacht, zoals “Uneigentlichkeit” (oneigenlijkheid) of nog beter: “Inkompetenzkompensationskompetenz” (de competentie om incompetentie te compenseren, een woord dat met de nodige zin voor humor is bedacht door de filosoof Odo Marquard). En ook niet de superexacte, lachwekkende gedrochten die je in het Duits kunt vormen omdat je eindeloos woorden aan elkaar kunt plakken, zoals het gruwelijke “Eierschalensollbruchstellenverursacher” (toestelletje om een eierschaal te breken). Nee, het zijn vooral heel gewone woorden die mijn fantasie stimuleren. Vandaag nog las ik het woord “Handwerk” en ik kon meteen een paar handen zien die iets maken. Wanneer iemand spreekt over iemands “Tatendrang” (dadendrang) of “Fingerspitzengefühl” (vingertoppengevoel), kan ik me de energie of de voorzichtigheid waarmee die persoon iets doet visueel voorstellen. Bij het adjectief “übergriffig” (inbreuk plegend op iemands privésfeer) kan ik ook bijna lichamelijk voelen hoe iemand ingrijpt in iemands leven en een grens overschrijdt. Diezelfde organische kracht ervaar ik bij woorden zoals “Flugzeug” (vliegtuig), “Herzschmerz” (hartenpijn) en bij het – geniale – begrip “Schnapsidee” (een bezopen idee).Maar er was één woord in het bijzonder, een woord dat de meeste mensen misschien wel dagelijks gebruiken zonder er iets bij te voelen, dat mijn kijk op de dingen om ons heen heeft veranderd. En dat is het woord “Wirklichkeit” (werkelijkheid). Ik ontdekte dat het in de late middeleeuwen in het Duits is geïntroduceerd door de Duitse theoloog en filosoof Meister Eckhart. Het staat voor “dat wat werkelijk en aanwezig is”, maar vooral “dat wat werkt”, wat voortdurend actief en in beweging is. Af en toe, wanneer ik door de uitdagingen van de “realiteit” overweldigd wordt, probeer ik aan de “werkelijkheid” te denken. Dat helpt me eraan te herinneren dat situaties die mij uitzichtloos lijken in veel gevallen misschien toch gevormd worden en dus kunnen veranderen. De taal leert ons immers dat de wereld leeft en verandert. Die gedachte troost de pessimist in mezelf.