Snelle toegang:

Direct naar inhoud gaan (Alt 1) Direct naar hoofdnavigatie gaan (Alt 2)

Spreekuur - de taalcolumn
Samenbrengen in plaats van verdelen

Illustratie: Gekartelde tekstballon met daarin een open mond waaruit een andere gekartelde tekstballon komt
Literatuur als vanzelfsprekend, intern onderdeel van culturele, vooral literaire evenementen | © Goethe-Institut e. V./Illustratie : Tobias Schrank

Zich afschermen is niet meer van deze tijd. In zijn laatste column pleit Hauke Hückstädt voor een literatuur die barrières overwint.

Von Hauke Hückstädt

Form follows function. Dat betekent echter niet dat de vorm zich zomaar onderwerpt. Het betekent dat de vorm op de functie vooruitloopt, ernaar verwijst. Als communicatie een van de functies van taal is, dan mag die taal ook eenvoudig zijn. Toch zeker wanneer het erop aankomt. In het nieuws, bij de burgerlijke stand, in de rechtbank, in de liefde, in de literatuur, die altijd over alles gaat … Dit wil niet zeggen dat taal simpel moet zijn. Ik pleit er niet voor om Proust te vervangen door proza, noch Faust door Mickey Mouse. Waar het wel om kan gaan, is meer culturele participatie, zoals bedoeld in het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Niet als een vorm van ‘exclusie’, zoals de Paralympics als antwoord op de Olympische Spelen in de internationale sport, maar als iets vanzelfsprekends, als een inherent deel van het culturele, in het bijzonder het literaire gebeuren.

Afscherming

Een van mijn afwijkende interesses betreft auto’s en mobiliteit. Helaas is in die sector momenteel zeer goed te zien hoe vorm en functie van elkaar vervreemd kunnen raken. Nodeloos roofdierachtige en almaar agressiever ogende grilles (meestal voor niet-luchtgekoelde of zelfs voor hybride voertuigen). Verchroomde uitlaten ter grootte van een baksteen, met daarachter geen of amper noemenswaardige carburatorbuisjes. Obscene opeenhopingen van ribben en plooien in de carrosserie. Koetswerk op anabolen, met almaar hoger getrokken deurlijnen, voor almaar smallere, getinte voorruiten, nauwelijks nog een gleuf breed. Almaar zwaardere en moeilijk te begrijpen auto’s. Rijdende barricades, nauwelijks leesbaar tegen de achtergrond van klimaatverandering, energiecrisis en broodnodig downsizen. Voertuigen die mensen afschermen. Cancelcultuur op vier wielen.

Ik wil de hedendaagse literatuur hier niet vergelijken met SUV’s. Maar we zouden er ons wél bewust van kunnen worden dat we ons zowat overgeven aan een cultuur die nauwelijks communiceerbaar is en die mensen verdeelt in plaats van hen samen te brengen. Denk eens aan de originele versies van de Mini Cooper of de Fiat 500 en vergelijk die met de huidige, nieuwe modellen. Om het met de woorden van socioloog Harald Welzer te zeggen: “Men zal het later niet kunnen uitleggen.”

Verbinding en gemeenschapszin

Het einde van de automobiel laat ons kennismaken met zijn laatste, definitieve, hermetische vorm. Dat soort vormen heeft ook altijd bestaan in de literatuur en in de verschillende manieren van schrijven. Zo nu en dan kies ik me er een uit. Ook al leiden ze zelf tot weinig nieuws, soms behoren ze tot het beste wat er is. Als het goed gaat, zijn het laboratoria voor onze toekomst. Ik ben er dus voor. Toch kunnen maar weinig teksten, wellicht vrij klein van omvang en spaarzaam van opzet, van zichzelf beweren dat de toekomst in hen reeds begonnen is. De teksten in eenvoudige taal die op initiatief van het Literaturhaus Frankfurt am Main geschreven zijn, worden stuk voor stuk gekenmerkt door een gevoel voor verbinding, door een vorm van gemeenschapszin die in staat is de literatuur over vele barrières heen te laten zegevieren. We moeten hiermee doorgaan, om zowat 16 miljoen mensen niet uit te sluiten. Dus wat kunnen audioboeken en hoorspelen ons opleveren? Wat de theaterliteratuur? Wat de graphic novel en het fantasygenre? Wat de roman? Zelfs in prentenboeken voor kinderen probeert men grenzen en hindernissen af te bouwen. We moeten ze alleen eerst herkennen. En welke manieren kunnen we vinden voor de literaire canon, voor de klassiekers? Albert Camus is ons voorgegaan. In zijn roman De vreemdeling schrijft hij: “Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren, ik weet het niet. Ik kreeg een telegram van het tehuis: ‘Moeder overleden. Morgen begrafenis. Hoogachtend.’ Dat zegt niets. Misschien was het gisteren.”

Nogmaals, vaak is één goed idee genoeg om tien slechte overboord te gooien. Die ideeën bestaan. Ze hebben iets van een drie-liter-auto. Als we ze niet realiseren, zal de toekomst Q7, X5, Raptor of Escalade heten.

Top