AfD en extreemrechts in Duitsland
De lange schaduw van het verleden
Europa is de voorbije jaren veranderd door het succes van anti-Europese rechtse partijen. Die verschuiving in het traditionele politieke bestel laat zich ook voelen in de Bondsrepubliek Duitsland, waar een nieuwe politieke kracht ter rechterzijde een snelle opmars heeft gemaakt.
Door Volker Weiß
Von Dr Volker Weiß
Alternative für Deutschland (AfD) werd opgericht in 2013. Met haar focus op EU-scepsis en verzet tegen migratie, haar lofzang op conservatieve waarden en haar heftige propaganda tegen de ‘liberale elites’ met hun vermeende ‘geest van 1968’ wist de partij door te dringen tot de 16 Duitse deelstaatparlementen. In 2017 kwam ze met 12,6 % ook in de Bondsdag. Voor het politieke landschap van Duitsland betekende de opmars van AfD een aardverschuiving zoals het die niet meer had gekend sinds de oprichting van de groene partij in 1980. Maar waar die laatste zich al snel aanpaste aan het politieke bedrijf en zich dus niet koste wat het kost als een zuivere oppositiepartij bleef gedragen, is AfD in het vaarwater van haar eigen succes almaar radicaler geworden. De recentste aanwijzing daarvoor is de beslissing van de Duitse binnenlandse geheime inlichtingendienst (Bundesamt für Verfassungsschutz, kortweg BfV) in het voorjaar van 2020 om een invloedrijke stroming van AfD, de ‘vleugel’ rond Björn Höcke (AfD Thüringen) en Andreas Kalbitz (AfD Brandenburg), voortaan als ‘extreemrechts’ te beschouwen. Op papier werd die vleugel in april 2020 opgedoekt, maar de mensen en de structuren bestaan nog. In mei 2020 werd Andreas Kalbitz door het bestuur van AfD uit de partij gezet.
Interne twisten laaiden hoog op. Mogelijk dreigt AfD op dezelfde weg te belanden als andere uiterst rechtse formaties vóór haar. Zowel de NPD (opgericht in 1964) als Die Republikaner (opgericht in 1983) waren uitgegroeid van nationalistische, maar aanvankelijk heterogene stromingen tot extreemrechtse formaties, deels met neonazistische neigingen.
Voor AfD lag zoiets niet noodzakelijk binnen de lijn der verwachtingen, want de partij beweerde niets gemeen te hebben met het klassieke ‘rechts’ in Duitsland. In plaats daarvan presenteerde ze zich als een gemoderniseerde rechts-populistische groep naar Nederlands of Scandinavisch model. Maar tegelijk was ze blootgesteld aan allerlei invloeden. Aanvankelijk omringden een aantal nationaal-liberale en nationaal-conservatieve economen en publicisten zich met mensen uit verschillende milieus, die uiting wilden geven aan hun ontevredenheid over de koers van de liberaal-conservatieve bondskanselier Angela Merkel. Dat publiek varieerde van tegenstanders van het Europese monetaire beleid en ontevreden leden van de regerende partij CDU tot christelijke fundamentalisten en aanhangers van anti-islamstandpunten of volks-nationalistisch gedachtengoed. Overlopers zoals de ooit liberaal-conservatieve CDU-functionaris Alexander Gauland zorgden samen met financiële bijdragen van sympathiserende ondernemers voor een infrastructuur die functioneerde. De eerste campagnes rond het monetaire beleid waren nog een bescheiden succes. Daarin kwam evenwel verandering toen AfD zich bijna uitsluitend op het thema vluchtelingen en migratie ging richten. Agressieve campagnes rond dat thema leidden met name vanaf 2016 tot verkiezingsresultaten van meer dan 20 %. Vooral in bepaalde delen van de voormalige DDR, maar ook op andere plaatsen, ontplooide zich een immens stemmenpotentieel.
Onenigheid over de te varen koers bleef binnen AfD evenwel voor onrust zorgen. Eerst moesten de oprichter van de partij, econoom Bernd Lucke, en daarna diens opvolgster, Frauke Petry, als bestuursleden wijken voor het steeds dominanter wordende volks-nationalistische kamp. En nu huidig voorzitter Jörg Meuthen zich tegen de ‘vleugel’ heeft uitgesproken, is ook zijn positie onzeker geworden. Een van de grootste scheidslijnen binnen de partij loopt tussen de voorvechters van een sterke, interveniërende staat en de aanhangers van een zoveel mogelijk gedereguleerde markt. Dat conflict zorgde ervoor dat partijleider Jörg Meuthen heeft gefaald in zijn pleidooi voor de privatisering van de ouderenzorg, en het blokkeert nog steeds de totstandkoming van een sociaalpolitiek programma. Bovenal moet de partij zeer verschillende milieus met deels tegengestelde maatschappijbeelden onder één en dezelfde paraplu verenigen. Nationaal-conservatieve ambtenaren die na observatie door de geheime dienst moeten vrezen voor arbeidsrechtelijke sancties, komen hier samen met radicale tegenstanders van de republiek, aanhangers van het Oost-Duitse model en voorstanders van een westerse, liberale economie. Telkens weer moet het imago van burgerlijke ernst verzoend worden met soms zeer heftige uitbarstingen en provocaties. Journalist Konrad Adam, zelf een van de stichters van de partij, schetste naar aanleiding van de controverse rond het neonaziverleden van vleugelpoliticus Andreas Kalbitz een treffend beeld van de situatie: “Terwijl Gauland op het balkon stond en de geneugten van het Engelse landelijke leven prees, zorgde Kalbitz in het souterrain voor de honden.”
In deze constellatie is de partij op zich niet erg stabiel. Haar dynamiek en mobilisatiekracht ontvouwt ze het best door middel van crisisretoriek, ahistorische dictatuurvergelijkingen en aanvallen op de ‘oude partijen’. Eenheid vindt ze vooral in propaganda die vooral tegen de islam gericht is en in de soms antisemitische eis om een politieke streep te trekken onder het verleden. Partijleden beschouwen de herinnering aan de Duitse wandaden tijdens het nationaalsocialisme als iets wat buitenlandse belangen dient en tot een verlies van nationale identiteit heeft geleid. Dit motief kwam in verschillende vormen terug in de uitspraken van diverse vooraanstaande AfD-politici. Bekende voorbeelden zijn de oproep van Björn Höcke tot ‘een bocht van 180 graden in de herinneringspolitiek’ en Gaulands bagatellisering van het nationaalsocialisme als een ‘vogelscheet’ in de Duitse geschiedenis.
Die houding heeft de partij richting de gevestigde structuren van extreemrechts gedreven. Zo werden er de afgelopen jaren sterkere banden aangeknoopt met het Institut für Staatspolitik, een kaderschool van zogenaamd ‘nieuw rechts’, die naar eigen zeggen te situeren is in de traditie van het antidemocratische radicale nationalisme van de jaren 20 en 30. En hoewel officieel werd beslist dat zoiets onverenigbaar is, kwamen er ook steeds meer contacten met de Duits-Oostenrijkse ‘Identitäre Bewegung’. Ideologieën van bedenkelijke herkomst, zoals het idee van een door de elite georkestreerde ‘Grote Vervanging’ van de autochtone Europese bevolking door moslims, vonden hun weg naar de partij. Intussen werd AfD, net als de Oostenrijkse partij FPÖ, bijzonder aantrekkelijk voor leden van nationalistische studentenverenigingen of ‘Burschenschaften’. Die ontwikkeling van de partij toont aan dat rechts in Duitsland er nog niet in geslaagd is de volks-nationalistische erfenis uit zijn wereldbeeld te verwijderen. Integendeel, grote groepen leden vervallen steeds weer in de ideologische voorbeelden van hun 20ste-eeuwse voorgangers. De politieke partij AfD, die ooit begon als een eurokritisch collectief, vertoont vandaag opvallende gelijkenissen met het traditionele Duitse extreemrechts. Het is haar nog niet gelukt op een moderne en vernieuwende manier aansluiting te vinden bij het hedendaagse rechts-populisme in Europa. Rechts vertoeft in Duitsland nog steeds in de schaduw van een verleden dat het hardnekkig weigert te overdenken.