Spreekuur - de taalcolumn
Op een goudschaaltje wegen

Wanneer Hernán D. Caro hier met vrienden en vriendinnen praat, overdrijft hij weleens. Zijn gesprekspartner reageert dan meestal geïrriteerd. Genoeg reden om even stil te staan bij enkele verschillen in de manier waarop we communiceren – want soms is dubbelzinnigheid een noodzaak.

Het overkomt me vaak: Ik vertel iets aan een vriend of vriendin in Duitsland en – omdat ik niet weet hoe je een verhaal anders moet vertellen – dan overdrijf ik een beetje. Een voorbeeld: “De concertzaal zat afgeladen vol” zeg ik, “er was minstens driehonderd man!”. Mijn gesprekspartner reageert sceptisch: “Dat kan niet, in die zaal kunnen maximaal tachtig mensen”. Of ik zeg: “Een zomer die zo warm was als die in Rome vorig jaar, heb ik nooit eerder meegemaakt. Ik zweer het, op een dag was het er 60 graden – in de schaduw!”. “‘60 graden?’ Dat geloof ik niet. Zelfs op de warmste dagen is het in Rome nooit meer dan 45 graden!”, antwoordt mijn gesprekspartner nuchter. En ik antwoord (nadat ik in mezelf zeg: Jeezes, dat weet ik toch!): “Ja, natuurlijk heb ik overdreven” – en daarop volgt dan vaak een blik vol verwarring of ergernis.
 

Begrijpen versus overeenstemming bereiken

Wat is daar aan de hand? Ten eerste: In veel gesprekken die ik voer, vind ik het niet belangrijk om volledig op mijn woord geloofd te worden. Mondelinge communicatie verbindt mensen, en een overdrijving, ironie of iets wat anders bedoeld is, ervaar ik niet als een storend element. Integendeel, ik zie dat als een kans of een teken van nabijheid. De waarde van wederzijds begrip schuilt voor mij onder andere in het feit dat men – idealiter! – snapt of van te voren weet dat ik mijn verhaal weleens aandik. Maar veel van mijn Duitse vrienden en vriendinnen vinden dat communicatie in de eerste plaats duidelijkheid moet scheppen. Elkaar begrijpen betekent voor hen vooral overeenstemming bereiken en dus spreekt men impliciet af de dingen zo ondubbelzinnig mogelijk te formuleren zodat er geen misverstanden ontstaan. Een goede vriend uit München met wie ik eens over dit onderwerp gesproken heb – en die ik al verschillende keren had moeten zeggen dat ik net daarvoor overdreven had – stelde dan ook de begrijpelijke vraag: “Als je iets wilt meedelen, waarom zou je het dan niet zeggen zoals het is?” En dan vraag ik me af: “Waarom niet?”
 
Veel kennissen die net zoals ik uit andere landen komen of op jonge leeftijd door andere talen dan het Duits zijn beïnvloed, vertellen me dat ze hetzelfde meemaken. Je zou dus kunnen stellen dat we hier met een wijdverbreid sociaal-taalkundig fenomeen te maken hebben. Maar hoe kun je dat verklaren?
 

Talen maken mensen

Geen idee! We zitten immers met een paradox. Aangezien we contacten hebben met talloze sprekers die elk hun individuele communicatiegedrag hebben, is elke verklaring ontoereikend, want een verklaring berust op een veralgemening – dus een overdrijving. Maar aangezien er achter sommige overdrijvingen een waarheid schuilgaat (of op zijn minst een halve waarheid), kunnen we toch een paar hypothesen formuleren.
 
Bisschop Isidorus van Sevilla schreef in de 6de eeuw: “Ex linguis gentes, non ex gentibus linguae exortae sunt” – ofwel: “De volkeren zijn uit de talen ontstaan, de talen niet uit de volkeren.” Dan rijst natuurlijk de vraag of er wel zoiets bestaat als uniforme “volkeren”, of is dat op zich al een goedkope veralgemening? Maar afgezien daarvan, wanneer talen mensen vormen, wanneer wij zogezegd in dienst staan van onze taal en niet omgekeerd, zou het dan niet kunnen, omdat de Duitse taal een zekere concreetheid en precisie mogelijk maakt (in mijn eerste column geef ik een paar voorbeelden), dat die taal dat ook van haar sprekers verlangt? Volgens het motto: Wanneer je het duidelijk kunt zeggen moet je dat ook doen!
 

Dubbelzinnig

Of is het omgekeerd? Namelijk dat in landen en taalgebieden waar het om historische of politieke redenen belangrijk of zelfs levensnoodzakelijk was om duidelijk te maken wat men dacht of waarvoor men stond, bijvoorbeeld in Duitsland, net die eis tot duidelijkheid de manier waarop mensen communiceren nog altijd bepaalt. En dat er andere plaatsen zijn waar het om even complexe redenen noodzakelijk is de dingen niet exact maar op een “sluwe manier” te formuleren, zodat ze ook anders opgevat kunnen worden. En dat uit zich daar in dubbelzinnigheid, humor en spelen met taal.
 
Wie zal het zeggen? Waarschijnlijk ligt de waarheid ergens in het midden – in de gedachtewereld, waar we, om het met een Duits spreekwoord te zeggen: “nicht jedes Wort auf die Goldwaage legen”, je kunt niet elk woord op een goudschaaltje wegen. Een spreekwoord dat trouwens, door het feit dat het bestaat, absoluut onweerlegbaar, definitief en duidelijk bewijst dat mensen dat vaak en graag doen.

Top