Spreekuur - de taalcolumn
Over wandelen en praten
Door parken en lanen wandelen, eigenlijk vindt Hernán D. Caro daar niet veel aan. Maar toch zou hij het wandelen voor geen geld willen missen: als manier om de lockdownlethargie te bestrijden, omdat hij zo zijn stad opnieuw ontdekt en omdat hij onderweg de beste gesprekken heeft.
Von Hernán D. Caro
Van alle plekken voor cultuur, leren, feesten, voor ontmoetingen en consumptie, dus eigenlijk plaatsen waar het leven gevierd wordt, plaatsen die in deze bizarre lockdowntijden gesloten moesten blijven, zijn er twee die ik heel erg mis: zwembaden en bioscopen. Die plekken – en de activiteiten die ermee gepaard gaan – vervullen al heel lang een centrale rol in mijn leven: ik ga erheen wanneer ik in alle rust over iets wil of moet nadenken, wanneer ik in mijn hoofd iets moet uitklaren.
Stadsverkenningen
Met de zogenaamde natuur heb ik dat niet. Veel van mijn Duitse vrienden zoeken parken en bossen op wanneer ze in zichzelf of met andere vrienden willen praten. Maar ik moet toegeven dat ik met die natuur geen bijzonder innige band heb. Ik waardeer ze enorm, maar ik ben niet echt een ‘natuurliefhebber’. Daar zijn een paar simpele redenen voor: ik ben in de miljoenenstad Bogotá geboren en in mijn kindertijd voelde ik me meer op mijn gemak in een omgeving met gebouwen dan met bomen. En als ik als mens uit Latijns-Amerika aan “natuur” denk, zie ik niet meteen gezellige lanen en idyllische open plekken in het bos voor me, dan zie ik de echte natuur, de jungle – een gebied dat nog grotendeels gevrijwaard is gebleven van de beschaving en waar fascinerende maar ook dodelijke wezens leven. Het is geen goed idee om daar lekker ontspannen en dromerig te gaan wandelen.
Dit jaar hebben we met tal van irritaties moeten afrekenen, maar precies dat – die ontspannen wandelingen waarbij je wegdroomt – was voor mij een van de verrassende, leuke nieuwigheden. Door de combinatie van onrust, nieuwsgierigheid en het gevoel dat je je toch niet helemaal aan de lethargie mag overleveren, ben ik in de lente, tijdens de eerste lockdown, lange wandelingen beginnen te maken. Elke dag, in alle vroegte, in het charmante, intelligente en inspirerende gezelschap van mijn huisgenote (en ook mijn levenspartner). In het stadspark voor onze woning in Berlijn, door de straten van onze wijk en op enkele avontuurlijke dagen ook door andere wijken. Algauw kwamen daar nog meer wandelingen bij, meestal met zijn tweeën en zonder duidelijk doel, daarna met mijn beste vriendin – mijn eerste keuze voor de intussen beroemde “sociale bubbel” – en later met andere vrienden. Die zwerftochten kwamen doorgaans neer op het verkennen van straten en hele stadsdelen die ik tot dan nooit bewust had doorkruist, het bewonderen van balkons van huizen waarin ik heel graag zou willen wonen en ja, soms ook stilstaan bij het langzaam ontluiken van bomen die ik misschien voor het eerst echt geboeid bestudeerde – en daar de tijd voor nam!
Stimulerende gesprekken
Maar wat die wandelingen vooral leuk maakte – en nog altijd leuk maakt – waren de gesprekken. Gesprekken over de ongewone tijd die we meemaken, over onze zorgen en problemen, onze successen en lockdownavonturen, onze geheimen en wat we lazen, kortom over van alles en nog wat. En het was niet de ontdekking van de natuur, die mij nog altijd eerder onverschillig laat – iets waarmee ik mijn Duitse wandelgenoten graag provoceer, maar de herontdekking van een oude passie die deze uitdagende periode me geschonken heeft: de conversatie, praten met vrienden. Een gesprek dat soms vrolijk is, dan weer diepgaand of vol droefenis, en vaak net zo doelloos als de wandelingen zelf – maar altijd bevrijdend en een bron van nieuwe energie.Dat heeft op zijn beurt mijn liefde voor een bepaald literair genre opnieuw aangewakkerd, dat van het interview en van andere gesprekken. En wanneer ik niet buiten aan het wandelen was maar binnen zat te lezen, kon ik me met veel genoegen overgeven aan schitterende dialogen: het interview met Susan Sontag in Rolling Stone, de op fluistertoon gevoerde gesprekken tussen Werner Herzog en Paul Cronin (in A Guide for the Perplexed), de laatste interviews met Hannah Arendt en James Baldwin.
Binnenkort loopt dit pandemiejaar ten einde, een jaar dat velen niet snel zullen vergeten, en begint er een nieuw jaar, een jaar met zijn eigen onzekerheden en moeilijkheden, maar ook met onverwachte, hoopgevende gebeurtenissen. Op deze grijze, koude lockdowndagen die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn, ben ik net zoals zoveel anderen niet ongevoelig voor de ongerustheid en de saaiheid. Maar ik voel ook dankbaarheid, voor het feit dat ik het plezier in praten en in gesprekken heb teruggevonden.