Spreekuur - de taalcolumn
Grammatica
De bijdragen van onze nieuwe columniste Sharon Dodua Otoo zullen gewijd zijn aan grammatica, als een ode aan de taal. In haar eerste tekst heeft ze het over werkwoorden en hoe die kunnen bijdragen tot emancipatie.
Von Sharon Dodua Otoo
Inleiding
Grammatica is het leukste wat er is, vind je niet?
(Lemony Snicket)
(Lemony Snicket)
Als ik in het Engels schrijf, sta ik niet zo vaak stil bij de grammatica. Als creatief schrijfster geloof ik graag dat ik de regels van mijn moedertaal voldoende beheers om te weten hoe ik ze moet overtreden. Tijdens het schrijven van mijn eerste novelle, the things i am thinking while smiling politely, vond ik het vooral leuk om gekke woorden te bedenken, zoals “reforgetmembering” (hervergeetinneren). Ik daagde mezelf ook uit om emoties te vatten in ongebruikelijke beschrijvingen, zoals “the emptiness I feel then looks louder than it has ever smelt or tasted before – it makes me shake and weep” (De leegte die ik voel ziet er luider uit dan ze ooit heeft geroken of gesmaakt – ze doet me beven en wenen).
Mijn begrip van de Engelse grammatica is intuïtief. Ik kan niet zeggen dat dat ook zo is voor Duits. Hoewel ik ook in die taal graag met nieuwe woorden en verrassende beschrijvingen speel, vind ik grammatica auf Deutsch een veel serieuzere aangelegenheid. En hoewel ik in het Duits ongetwijfeld meer fouten maak dan in het Engels, ken ik de Duitse grammatica beter dan de Engelse.
In mijn bijdragen voor deze taalcolumn zal ik de komende weken enkele van mijn eigenzinnige observaties over werkwoorden, substantieven, voorvoegsels, voornaamwoorden, voorzetsels en interpunctie met jullie delen. Het wordt geen reeks grammaticalessen – ik ben dan ook geen taalkundige – maar beschouw het gerust als een ode aan het geschenk dat taal is, en in het bijzonder een ode aan het Duits. Is grammatica voor jou niet “het leukste wat er is”? Dat kan ik best begrijpen. Maar misschien zul je toch van mijn overpeinzingen genieten.
Werkwoorden
Voor mij was kunst veeleer een werkwoord dan een substantief.(Yoko Ono)
Van alle woordsoorten in eender welke taal zijn werkwoorden mijn absolute favoriet. Ik beschouw mezelf als een optimistisch persoon. Als activist moet ik geloven dat de huidige orde der dingen kan en zal veranderen. Alle werkwoorden roepen in mijn hoofd dat idee van actie of verandering op. Een werkwoord benoemt een actie en impliceert meteen dat de toestand anders was voordat de actie begon. Een mogelijke uitzondering is natuurlijk het werkwoord “zijn”. Al schrijf ik hier bewust “mogelijke”, want voor mij is “zijn” niet eens zo statisch. In het Spaans kan je het op twee manieren vertalen. “Ser” wordt gebruikt om te verwijzen naar permanente situaties of kenmerken, bijvoorbeeld: “ik ben een Britse”, “zij is politieagent” of “zij zijn groot”. Maar het werkwoord “estar”, dat volgens mij het dichtst aanleunt bij wat “zijn” zou moeten betekenen, wordt meestal gebruikt om te verwijzen naar (hopelijk) niet-permanente situaties: gevoelens, tijdelijke activiteiten, locaties. Bijvoorbeeld: “ik ben ziek”, “jij bent aan het schrijven” of “wij zijn in de keuken”.
Als expliciet politiek schrijfster, die focust op rassengelijkheid en feminisme, vind ik werkwoorden ongelooflijk belangrijk. In het gangbare discours over discriminatie is er veel aandacht voor substantieven: “Rasse” (ras), “Ethnie” (etniciteit), en “Hautfarbe” (huidskleur) ... Woorden als “Kultur” (cultuur) en “Migrationshintergrund” (migratieachtergrond) worden in debatten en opiniestukken gebruikt alsof het onveranderlijke kenmerken van een persoon zijn. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat dit een verkeerde focus is. Veranderen wat mensen doen is toch gemakkelijker dan veranderen wat ze zijn? In tegenstelling tot wat veel mensen denken, wordt een zwarte vrouw niet beledigd vanwege haar huidskleur en wordt een joodse man niet aangevallen vanwege zijn religie. In beide gevallen gebeurt het onrecht in wezen omdat iemand hen discrimineert.
Het recente debat over het vervangen van het woord “Rasse” (ras) in de Duitse grondwet is ontstaan doordat men heeft erkend dat er geen verschillende biologische menselijke rassen bestaan. Voorstanders van zo een aanpassing hebben alternatieven voorgesteld als “etnische Herkunft” (etnische achtergrond) of “rassistische Zuschreibung” (rassentoeschrijving). Ik verkies dat laatste. Het woord “Zuschreibung” werkt hier goed, omdat het is afgeleid van een werkwoord, “zuschreiben” (toeschrijven). Dat maakt duidelijk dat het de actie is die de discriminatie veroorzaakt; de discriminerende actie is het probleem. Als het aan mij lag, zou het woord “Rasse” vervangen worden door het woord “Rassifizierung” (racialisering), afgeleid van het werkwoord “racialiseren”. Op die manier zou het onrecht enigszins bijgesteld worden, en zouden de daden van zij die anderen racialiseren – door rassentheorieën te verkondigen, door mensen in categorieën in te delen, door genocide te plegen, of door al dat soort dingen stilzwijgend te accepteren – centraler komen te staan in het discours over het bestrijden van discriminatie in al haar vormen.
Strikt genomen zijn woorden als “Zuschreibung” en “Rassifizierung” werkwoordvormen (deelwoorden), die dienstdoen als substantieven. Het gerundium is eveneens een werkwoordvorm die zich als een substantief gedraagt, en gerundia worden in het Duits steeds vaker gebruikt om naar mensen te verwijzen. Woorden als “die Studierenden” (de studenten, of letterlijk “zij die studeren”) en “die Lehrenden” (de docenten, of letterlijk “zij die doceren”) kunnen verwijzen naar mensen van alle geslachten. Dit biedt belangrijke nieuwe mogelijkheden om mensen die zich niet met een bepaald geslacht identificeren toch in de taal op te nemen – een taal die groepen van mensen doorgaans als hetzij mannelijk, hetzij vrouwelijk definieert.
Ik ben het niet eens met mensen die beweren dat veranderingen in de taal geen impact hebben op de realiteit. Wat mij betreft kunnen werkwoorden in al hun vormen en hoedanigheden bijdragen tot emancipatie. Laten we daar gebruik van maken!