De grote discussie over het kleine sterretje

Illustratie: twee tekstballonnetjes boven een boek
De ster wordt gebruikt om genderdiversiteit aan te geven | © Goethe-Institut e. V./Illustratie: Tobias Schrank

Het gendersterretje als punt van discussie. Ook Henning Lobin heeft een mening over dit emotioneel gevoerde debat.  Voor hem is het duidelijk: er is dringend nood aan een minder agressief en objectiever debat over genderaanduiding in de taal.

Een onderwerp dat verband houdt met onze taal beroert de Duitsers momenteel als geen ander: de verwijzing naar het gender. Objectief gezien gaat het over wat men ‘genderneutraal’ of ‘gendergevoelig’ Duits noemt, maar sommigen spreken liever van ‘genderwaan’ of gebruiken nog ergere termen. Het is een linguïstische controverse volgens het boekje: een taalkundige kwestie roept weerstand op, het debat wordt scherper en almaar sterker politiek geladen, en op een gegeven moment zijn de standpunten over het onderwerp uitgegroeid tot symbolen voor een hele wereldbeschouwing.  Tegenwoordig duiken in de media elke dag de meest uiteenlopende meningen over dit onderwerp op.  Komen we er ooit nog uit?

Verweven kwesties

Wat deze controverse bijzonder moeilijk maakt, is dat het eigenlijk om twee verschillende, maar met elkaar verweven kwesties gaat.  Enerzijds is er de vraag naar een grotere zichtbaarheid van vrouwen in het taalgebruik, bijvoorbeeld door dubbele verwoordingen zoals ‘die Wählerinnen und Wähler’ (lett. ‘de kiessters en kiezers’ in plaats van alleen ‘die Wähler’ (de kiezers). Die eis bestaat inmiddels al 50 jaar en heeft ook al enkele vruchten afgeworpen. Dubbele verwoordingen worden vandaag in het openbaar Duits veel vaker gebruikt dan vroeger en hebben het gebruik van de veralgemenend bedoelde, ‘generieke’ mannelijke vorm in zekere mate teruggedrongen. De Duitse taal beschikt over handige manieren om dit streven naar ‘genderneutrale taal’ te realiseren.

Anderzijds is er de vraag om, behalve met de geslachten mannelijk en vrouwelijk, rekening te houden met mensen die zichzelf niet tot een van beide categorieën kunnen of willen rekenen. Het gaat hier dus om geslachtelijke diversiteit die verder gaat dan de tweedeling mannelijk/vrouwelijk, een gegeven waarvoor vaak de uit het Engels afkomstige term ‘gender’ wordt gebruikt. Dit betreft op taalkundig vlak een veel recentere discussie.
 
Maar om dat probleem op te lossen, kent het Duits veel minder taalkundige mogelijkheden: in plaats van ‘Dozentinnen und Dozenten’ (lett. ‘docentes en docenten’) kan men bijvoorbeeld ‘Dozierenden’ (lett. docerenden) zeggen, aangezien een dergelijk deelwoord op elk grammaticaal geslacht kan slaan.  Maar bij ‘Professorinnen und Professoren’ werkt dat trucje al niet meer. Daarom wordt bij woorden waarvan zowel een mannelijke als een vrouwelijk vorm bestaat nu al enige tijd de asterisk gebruikt om de geslachtelijke diversiteit te omvatten: ‘Professor*innen’. Ook dubbelepunten, onderstrepingen enzovoort worden hiervoor gebruikt. 

Voor en tegen

Inmiddels is het gendersterretje een symbool geworden voor de hele discussie, waarbij de nodige nuance soms verloren gaat. Het gendersterretje is in de geschreven taal inderdaad een vreemde eend in de bijt, en daarop komt vaak kritiek. Het is het enige teken dat refereert aan iets wat niet louter taalkundig is; het symboliseert iets maatschappelijks. Het is niet gekend in de officiële spelling en het gebruik ervan is slechts in beperkte mate zinvol, omdat lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voornaamwoorden er nog steeds niet mee veralgemeend kunnen worden.

Maar het staat ook symbool voor een sociale ontwikkeling die anders niet in de taal tot uiting komt. Het gendersterretje is een poging om taalkundig te erkennen dat er mensen zijn die niet bij het ene of het andere geslacht kunnen of willen horen. Juridisch is hierover door het Duits Federaal Constitutioneel Hof al lang uitspraak gedaan. Zo zoeken veel stadsbesturen nu naar een manier om die groep van mensen specifiek aan te spreken. 

Andere stemmen propageren het generiek mannelijk als een wondermiddel. Het generiek mannelijk, zo klinkt het daar, is ‘diep verankerd in de taalstructuur’. Net zoals het presens bij de tijdsvormen en het enkelvoud bij het getal, zou het mannelijk nu eenmaal de ‘ongemarkeerde’ vorm van het grammaticale geslacht zijn, de vorm die men kan gebruiken om naar elk geslacht te verwijzen.

Anderen trekken dit dan weer in twijfel: het ‘gemarkeerd zijn’ heeft volgens hen te maken met de gebruiksfrequentie, is geenszins inherent aan het systeem en kan dus ook in het taalgebruik veranderd worden. Bovendien zou de geslachtelijke betekenis in het geval van persoonsaanduidingen juist de fundamentele betekenis zijn, waarvan de generieke betekenis slechts is afgeleid. 

Twee kampen

Het gendersterretje en het generiek mannelijk worden inmiddels gebruikt als vlaggen waarachter de respectieve aanhangers zich scharen. Confrontaties tussen beide kampen zijn er voortdurend: met opiniestukken in kranten, met onbeschofte uitspraken op de ‘sociale’ media, met wetsvoorstellen voor de ‘afschaffing van gendertaal’ door rechtse partijen in de parlementen, en met regels voor genderneutraal taalgebruik in scholen, aan universiteiten, bij overheidsinstanties en bedrijven, die sommigen koste wat het kost willen doordrukken terwijl anderen ze koste wat het kost willen tegenhouden.

Het debat heeft zelfs zijn weg gevonden naar de komende federale verkiezingen. Bijna alle partijen nemen stelling over het thema, en onlangs rees zelfs de vraag naar een taalwet. Maar met welke middelen moeten dergelijke taalregels dan gehandhaafd worden? In Duitsland mag iedereen zeggen en schrijven wat hij wil en hoe hij het wil. Alleen hoe instellingen met genderverwijzing moeten omgaan, is een open vraag die de rechtbanken waarschijnlijk steeds vaker zal gaan bezighouden. Ik denk niet dat we de oplossing in verboden zullen vinden, alleen in objectieve debatten over de pro’s en contra’s. Al zijn we op dit moment nog ver van zo een objectief debat verwijderd.

Top