Spreekuur - de taalcolumn
Vom Erfinden
In haar laatste column stelt Nora Gomringer dat wij mensen allemaal uitvinders zijn. En dat dat uitvinden altijd zowel een redding als een vlucht is. Sommige uitvindingen willen bovendien niet herzien worden, vooral als het gaat om reuzen en reeën.
Von Nora Gomringer
Horen, nabootsen en uitvinden: die drie acties leiden ons als kind naar de gesproken en geschreven taal. (Ik heb dit amper geschreven, of ik wil het al breder stellen: naar taal tout court! Want ook dove, blinde of anders begaafde mensen gebruiken taal, communicatiesystemen, patronen en fonetische tekens om met elkaar of met eender wie te communiceren). Vaak worden wij, als we moeten improviseren, wat we als mensen sowieso al zijn: uitvinders.
Uitvinden is een heuse prestatie en heeft een dubbele achtergrond: in het technologische domein wijst het vaak op een nieuwigheid; in het domein van de fantasie komt het dikwijls in de buurt van een leugen of iets gefabriceerds. In dat laatste geval gaat het om een daad die onderworpen is aan een moreel oordeel. En uiteraard is iets uitvinden zowel een redding als een vlucht.
Hoeder van speciale kennis
Zelfs vandaag nog leg ik (actief) de veronderstellingen en de daarop gebaseerde uitvindingen van mijn kindertijd bloot, of geven die veronderstellingen zichzelf aan mij bloot. Anders gezegd: zo nu en dan realiseer ik me dat ik decennialang van een bepaalde stand van zaken ben uitgegaan. Op basis daarvan heb ik een wild verhaal laten ontstaan om iets aannemelijks te creëren voor mezelf, of om met mijn verhaal indruk te maken op iemand anders. Ik leefde van het kleine schandaal, ik vond heel wat zaken uit. Veel kinderen doen dat. Sommigen doen het om een minderwaardigheidsgevoel te overwinnen, toch minstens voor zolang de toehoorder hen verbaasd aankijkt. Wat? Is dat echt gebeurd? Mijn god! Niet te geloven. Dat jij dat allemaal weet! … Ja, het is opwindend om een hoeder van speciale kennis te zijn. Jonge kinderen voelen dit al aan en leren zodoende dingen te verzinnen.Sommige van die kinderen worden schrijvers. Als je in hun biografieën leest hoe het schrijven is begonnen, zal je merken dat ze vaak verwijzen naar hun kindertijd. Of ze als kind gehoord en gezien werden, en of mensen tegen hen spraken, is vaak doorslaggevend. Of ze geprezen dan wel berispt werden, of er überhaupt lovende of bestraffende woorden werden gesproken: het speelt allemaal een belangrijke rol voor het begin van hun schrijversloopbaan. Of de kinderjaren getekend werden door beloonde ambitie en bezieling, dan wel door herhaalde afwijzing: het lijkt me allemaal erg veelzeggend. Maar zoals bij alles is het tegenovergestelde ook waar. In sommige gevallen zijn gelukkige kinderen volwassen moordenaars geworden en zijn brutale kinderen uitgegroeid tot zachtaardige volwassenen. Taal kan leiden tot meer spreken en kunstzinniger communiceren, maar ook tot zwijgen, de verstoring ervan, of het genot ervan.
De uitvindingen van de dichter
De jongste tijd ben ik zowat permanent te gast bij mijn vader. Sinds mijn moeder is overleden, is de flat die ze vroeger deelden een eenzame plek geworden: vreemd en vol spoken, een plek van pijn en verwarring. Hier, in zijn bureau, waar hij nog elke dag komt, staat zijn schrijfmachine ‘Gabriele 10’. Iedereen die ooit een brief aan Eugen Gomringer heeft geschreven, heeft hoogstwaarschijnlijk een antwoord gekregen dat op dit luide en nogal logge apparaat is getypt. Hierop heeft mijn vader, de dichter, uitvindingen gedaan. Veel uitvindingen. Ook nu nog vindt hij uit, noteert hij vlug een paar regels met de hand en kan hij nog behoorlijk snel door zijn gedachten dwalen. Het leidt tot hele monologen over voormalige collega’s, designmeubelen, kunstwerken of ontmoetingen.
En ook over ons, de kinderen. Ik leer dingen die ik anders had geïnterpreteerd of begrepen, op basis waarvan ik een aantal vreemde constructies heb gemaakt, waarvan ik nu een deel van de fundamenten weer moet opgraven. Wie dingen wil verschuiven, moet zijn eigen aardbeving zijn. Maar sommige dingen willen koste wat het kost een uitvinding blijven en verzetten zich heftig tegen elke vorm van herziening.
Alles is vertelsel
Het is onmogelijk dat de rottweiler niet kon praten, ik herinner me nog duidelijk wat hij tegen me zei: “Zeg hen dat ik binnen wil in huis, vooral ‘s nachts. Doe het, of ik eet je cavia op.” – Hij zette zijn tanden in de cavia, die naar me zuchtte: “Het is al goed”, en vervolgens bloedend stierf. Het is onmogelijk dat er geen reus in de steengroeve naast ons woonde, die ‘s nachts op de granietplaat voor ons huis met de vleermuizen danste. Want hoe kon ik anders verklaren dat daar scheuren in kwamen en dat de naam van Hitlers plaatsvervanger Hess een opvallend koude adem door het dorp liet waaien? Hess was vooral een wilde danser op de avonden dat ik niet uit het raam durfde te kijken. En die bron in het bos? Natuurlijk was dat de bron uit het sprookje ‘Broertje en zusje’, en alle stenen in de bron konden vertellen over twee reeën die hier kwamen drinken en die meer waren dan zomaar reeën.Ik was een kind van stille ouders, die – als ze samen in de kamer waren – altijd iets hadden om over te praten. Dat laatste is wat een van hen nu erg mist. Hij mist het kostbaarste dat ze bezaten: de gezamenlijke uitvinding van hun wij. Ik beeld me in hoe mijn vader nu ’s nachts met mijn moeder praat. Dat is mijn uitvinding. Want ik vind mijn vader ook opnieuw uit, bevend, op basis van allerlei rare veronderstellingen. Zo is alles vertelling en schetst het vertellen de contouren van het verzonnene. Hoe begrijpelijker, hoe boeiender. Hoe vager, hoe eerlijker. Want eerlijk: wie kan de waarheid uitvinden en er vervolgens mee leven?
Dank
Hartelijk dank voor deze mooie en waardevolle gelegenheid om een paar poëtische beschouwingen over mijn werk met u te mogen delen! Het Goethe-Institut vierde onlangs zijn zeventigste verjaardag. Ik vierde mee, omdat ik al meer dan twintig jaar voor het Goethe-Institut en binnen zijn structuren actief ben. Ik heb plaatsen kunnen bezoeken en mensen mogen ontmoeten, kunst en bemiddelingswerk kunnen delen met collega’s, en van veel mensen kunnen leren. Bovendien heeft het Goethe-Institut veel van mijn vertalers ondersteund bij het omzetten van mijn gedichten in prachtige nieuwe talen. Deze processen blijven doorgaan. Als ze eenmaal op gang zijn gebracht, blijven ze zich ontwikkelen. Ze zijn leerrijk en verhelderend voor al wie erbij betrokken is. Vooral deze auteur hier leert voortdurend bij. Door u voel ik me diep dankbaar en met u verbonden.Hartelijke groet,
Nora Gomringer