Spreekuur - de taalcolumn
Uitgesloten

Illustratie: Een persoon voor een open boek, van daaruit tekstballonnetjes met vraagtekens
© Goethe-Institut e. V./Illustratie: Tobias Schrank

Als directeur van het Literaturhaus in Frankfurt am Main heeft onze nieuwe columnist Hauke Hückstädt dagelijks te maken met het culturele bedrijf. Hij weet hoe graag de boekensector lezen promoot. Maar waar blijft het gevarieerde aanbod voor de miljoenen mensen die niet goed kunnen lezen?

Von Hauke Hückstädt

Je bent op groepsreis. Vandaag is er een daguitstap. De zon staat hoog aan de hemel. Het is vreselijk warm. De groep komt bij een water. Iemand roept: “Laten we gaan zwemmen!” En iedereen trekt meteen alle kleren uit. Maar jij niet. Jij hebt het nooit geleerd. Jij kan niet zwemmen. Misschien heb je ook een stoma. Of je wil gewoon niet naakt zijn. Je lichaam wil vandaag niets zeggen. Zo sta je daar. Iedereen dringt bij je aan. Iedereen is overmoedig. Sommigen spatten water naar je. Het zou fijn zijn om even vrolijk te kunnen zijn. Maar dat kan je niet. De dag verkruimelt. Het licht brokkelt af. Je telt niet meer mee. Het groepsgevoel is weg. Misschien was het niet de juiste groep. Misschien.

Niet voor iedereen

Wie dát niet heeft meegemaakt, heeft ongetwijfeld al andere, soortgelijke ervaringen gehad. We hebben ons allemaal weleens uitgesloten gevoeld. Zelf denk ik bijvoorbeeld aan mijn eerste dag als artist in residence in Nanjing en hoe eenzaam ik me daar voelde, in die stad aan de Yangtze. Ik had niet bepaald het gevoel erbij te horen, was niet echt in globetrotterstemming. Het hoeft geen pijn te zijn. Hoe het je ook bekruipt, het gevoel van uitsluiting blijft je de rest van je leven bij. Hoe het is om buiten de groep te staan, kan men binnen in de groep niet voelen. Alleen al in Duitsland kunnen zowat 15 miljoen mensen niet goed lezen. Zij voelen zich allemaal buitenstaanders. Als een boekenbeurs uitpakt met de slogan “All together now!”, hebben zij niet het gevoel dat het over hen gaat. Een sectorcampagne als “Jetzt ein Buch!” (nu een boek) bereikt hen niet. Voor hen zijn lezen en boeken geen “vanzelfsprekend onderdeel van het dagelijkse leven”. Zij kijken verdwaasd wanneer men zegt dat deze of gene traditionele uitgeverij de intellectuele hoeksteen van de Duitse republiek is. Want in het aanbod van die uitgeverij zat waarschijnlijk nog nooit een boek voor hén. Niet één boek dat iets voor hen betekent. Die intellectuele republiek waarover men het heeft, is plots veel minder een thuis, veel minder een burcht, veel minder een veilige vesting.

Ontoereikend aanbod

Onze taal is het laboratorium van onze toekomst. Een laboratorium bestaande uit 26 bewegende delen. Wat we vandaag lezen en hoe we vandaag spreken, bepaalt wat we overmorgen beslissen. Het alfabet brengt ons op plaatsen waar je met de televisie niet komt. Dat is een belangrijke vaststelling. En een goedaardige. Maar het is tevens het al te hardnekkige dogma van een sector die op eloquente wijze over alles klaagt: vandaag over de onverantwoorde afgelasting van een boekenbeurs, morgen over het lichtzinnige besluit om een boekenbeurs toch te laten doorgaan. Eergisteren over het dalende aantal lezers, nog een dag eerder over de bedenkelijke series op Netflix. En sowieso altijd over de waardeloze concurrenten, de gierige boekwinkelketens en de o zo gemene verzendboekhandel. En in het algemeen: over de ondraaglijke ondergang van de boekhandel. Ook niet te vergeten: de algemene daling van het niveau. Over alles wordt geklaagd. Behalve over die miljoenen potentiële klanten die moeite hebben met lezen. Voor hen heeft de boekensector noch het merendeel van de toonaangevende uitgeverijen vooralsnog een aanbod die naam waardig. Hoe is dat mogelijk? Vanwaar die laksheid? Waarom die onbekwaamheid? Geen commercieel inzicht? Zoveel middelmatigheid. En toch zie je overal juten draagtassen met opschriften over de waarde en het belang van lezen. Voor iedereen?

Top