Spreekuur - de taalcolumn
Ik versta er geen woord van!

Illustratie: Twee tekstballonnetjes met verschillend gevormde vraagtekens
Taal verraadt altijd een stukje afkomst, zowel geografisch als sociaal. | © Goethe-Institut e. V./Illustratie: Tobias Schrank

Het Duitse taalgebied is rijk aan dialecten. Die zorgen voor verschillen en veelzijdigheid, hetgeen Haisnain Kazim zeer goed bevalt. Ook al begrijpt hij als Noord-Duitser niet altijd meteen wat iemand uit het zuiden van het land van hem wil.

Von Hasnain Kazim

Dor, wo ik her kümm, snackt wi Platt. ((Da wo ich herkomme, spricht man Plattdeutsch)) (((Waar ik vandaan kom, spreken we Nederduits))). Nou ja, eigenlijk niet zozeer ‘we’, maar boeren en oma’s en opa’s. In ieder geval vaak oudere mensen. Ik ken niemand van mijn – middelbare – leeftijd die in het dagelijkse leven Nederduits spreekt, en mensen die jonger zijn dan ik, spreken het sowieso niet. Maar afgezien daarvan is Nederduits in heel Noord-Duitsland wijdverspreid, ook al bestaan er van dorp tot dorp grote verschillen van existentiële betekenis: in het ene dorp zegt men ‘Koi’ tegen Kuh (koe), in het andere ‘Kau’, en natuurlijk kijkt men een beetje denigrerend naar die Dösbaddel ((Dummköpfe)) (((domoren))) van het andere dorp, de nix weet un nix köönt ((die nichts wissen und nichts können)) (die niks weten en niks kunnen))).

Begrijpe wie kan

Toen ik na mijn studie naar Heilbronn verhuisde om voor de Heilbronner Stimme te werken, spraken de mensen daar een voor mij tamelijk vreemde taal, namelijk Zwabisch. Ouderen, jongeren, academici, arbeiders, kortom: iedereen. Of toch zeer veel mensen. Ik was verbaasd. Men schaamde zich niet voor zijn dialect, maar sprak het met het grootst mogelijke zelfbewustzijn. “Wij kunnen alles behalve Hoogduits”, dat was hun houding. En zo luidde ook een slogan van de deelstaat Baden-Württemberg. Men was er echt trots op, s'isch scho schee ((es ist schon schön)) (((het is best wel mooi))), s'isch dr Wahnsinn, wenn mir Schwäbisch schwätzet! (((het is pure waanzin wanneer we Zwabisch praten!)))

Ondenkbaar in het noorden: „Wi könnt allens blots keen Hoogdüütsch! “Dat geiht gaar nich! ((Wir können alles bloß kein Hochdeutsch. Das geht gar nicht)) (((“We kunnen alles, maar alleen geen Hoogduits. Dat kan echt niet!”)))  Alhoewel – waarom eigenlijk niet? Het is me opgevallen dat men zich in het noorden een beetje schaamt voor het Nederduits, terwijl de Zwaben zelfbewust hun dialect spreken. Op de redactie sprak een collega zo heftig Zwabisch dat ik hem absoluut niet verstond. Bij iedere zin moest ik twee, drie keer vragen: “Wat zeg je?” Op een bepaald moment werd het zo vervelend dat ik gewoon net deed alsof ik hem verstond. “Ik snap het!”, “Ha ha!”, “Nou ja.”, “Ja, mm, zeker.”  Meestal klopte het. Maar soms blijkbaar niet, want hij keek me dan meewarig of zelfs geïrriteerd aan. Goddank bestond er toen al e-mail en Messenger. Echt belangrijke dingen helderde ik daarom schriftelijk met hem op.

Lof voor het fijne verschil

Daar verstaat men in zijn eigen land zijn taal niet meer! Mensen uit Baden-Württemberg, Beieren of Saksen prijs ik daarom steeds wanneer ik hen versta. “U spreekt zeer goed Duits!”, zeg ik. Nee, was maar een grapje. Dat doe ik alleen als ze mij om mijn Duits prijzen. Ik hou van dialecten en streektalen. Ik vind het leuk wanneer je hoort waar – of door wie – iemand qua taal gevormd werd. Taal verraadt immers ook altijd iets van de afkomst, zowel geografisch als sociaal. Net als kleding. En het zou toch saai zijn als we allemaal hetzelfde zouden dragen.

Onze zoon bijvoorbeeld spreekt Hoogduits met een Weens tintje. Terwijl hij nooit in Noord-Duitsland heeft gewoond. Logisch, hij heeft van ons ouders geleerd. Aangezien we in Wenen wonen, heeft hij in de loop der jaren Oostenrijkse woorden en zinswendingen in zijn woordenschat overgenomen. Hij zegt ‘Haube’ in plaats van ‘Mütze’ (muts), ‘Bursche’ in plaats van ‘Junge’ (jongen) en ‘Sackerl’ in plaats van ‘Tüte’ (zakje). ‘Müll’ is ‘Mist’ (afval). En alles is ‘urgeil’ (jofel), ‘urcool’ (megacool), ‘urkrass’ (te gek). Onlangs hoorde ik een jongere zelfs zeggen dat hij iets ‘urcringe’ (hoogst pijnlijk) vindt. ‘Urschön’ (heel mooi).

Grenzen van dialecten

Voor mij was vroeger alles ten zuiden van Würzburg, ach nee, vanaf Hannover Beiers. Dat was helemaal niet zo verkeerd, want in de Germaanse linguïstiek worden de dialecten in het zuidoosten van Duitsland en in Oostenrijk samengevat onder de dialectgroep Bairisch. (Het opmerkelijke Hessisch hoort daar niet bij, maar dat interesseerde mij toen natuurlijk niet.) Het verschil tussen ‘Weanarisch’ ((Wienerisch)) (((Weens))) en Opper-Oostenrijks dialect? Tussen Frankisch en hoe men in het Beierse Woud spreekt? Was daar überhaupt een verschil? Ik weet het, ik was een cultuurbarbaar.

Maar ik heb geleerd en kan intussen door de taal iemand uit Vorarlberg onderscheiden van iemand uit Karinthië. En Tirools gekras en Stiermarks geblaf kan ik heel goed uit elkaar houden. Zelfs de fijne verschillen binnen Stiermarken hoor ik al. In Graz spreken ze anders dan in Leoben. En het Weense dialect vind ik mooi. Nee, ik hou ervan! In geen enkele andere taal die ik ken, kan men op zo’n charmante manier kwaad zijn. Of op zo’n kwaadaardige wijze charmant. Je voelt je steeds gevleid en pas het volgende ogenblik vraag je je af: wacht even, heeft die mij zojuist beledigd?

Liever kostelijk dan lekker 

In Oostenrijk maakt menigeen zich zorgen over het verdwijnen van hun dialecten. Hiervoor geven ze de Duitse televisieprogramma’s, waar men ook in Oostenrijk veel naar kijkt, de schuld. En ook op het internet domineert het Duitse Duits vergeleken met het Oostenrijkse Duits. Je hoort ouders tegen hun kinderen zeggen: “Dat zeg je in Oostenrijk zo niet!” Wanneer men op iets aandringt, ‘urgiert’ men in Oostenrijk. Men stuurt niets terug resp. antwoordt niet op een e-mail, maar ‘retourniert’ daarop. In het parlement zijn er geen fracties, maar ‘Klubs’. En daar wordt ook een minister niet beëdigd, maar ‘angelobt’. Documenten ondertekent men niet, maar ‘unterfertigt’ ze. En in de heerlijke Oostenrijkse keuken zijn veel dingen smakelijk, kostelijk, uitstekend, maar niets, werkelijk niets is ‘lecker’! ‘Lecker’ … foei, wat een Duits-Duits woord!

Ik vind al die begrippen leuk. Ik hou van de verschillen. Ik waardeer de veelzijdigheid. Ik bewonder de finesses. En ik amuseer me met de eigenzinnigheden. Ik vind het juist om met taal en dialect zorgvuldig om te gaan. Volgens de UNESCO behoren onder meer het Alemannisch, Beiers, Oost-Frankisch, Rijnfrankisch, West-Fries en Nederduits tot de potentieel bedreigde talen. We moeten ze redden! Daarop moeten we ‘urgieren’! Dorüm schall ik af sofort bloot noch Plattdüütsch snacken! Blots versteiht mi denn in Wien nüms mehr. Schaad! ((Deshalb werde ich ab sofort nur noch plattdeutsch sprechen. Bloß versteht mich dann in Wien niemand mehr. Schade!)) (((Daarom zal ik vanaf nu alleen nog Nederduits spreken. Maar dan verstaat in Wenen niemand mij nog. Jammer!)))

Top