Spreekuur - de taalcolumn
Tschüssikowski!
Lange tijd reageerde Hasnain Kazim uitermate allergisch op zogenaamd grappige vervormingen van woorden. Tot hij de – absoluut dwaze – charme ervan toch een beetje kon accepteren. Want kan je veel dingen in het leven niet beter nemen zoals ze zijn, door er via een oppervlakkige woordspeling mee te lachen? Dit is de laatste bijdrage van onze columnist rond het grote thema ‘Taal en samenleven’.
Halli hallo hallöle, beste mensen! We hebben het tegenwoordig vaak over zorgvuldige, inclusieve, correcte taal. En over welke woorden op hun plaats zijn en welke we beter niet meer gebruiken. Ik ben het er helemaal mee eens dat we over taal moeten nadenken, ook al heb ik de indruk dat sommigen weleens, om een frase te gebruiken, hun doel voorbijschieten of, nog een frase, ‘het kind met het badwater weggooien’.
Er zijn echter formuleringen waarvan ik het op de heupen krijg, die mij de haren te berge doen rijzen, waarvan mijn tenen gaan krullen: wanneer mensen bijvoorbeeld ‘zum Bleistift’ zeggen in plaats van ‘zum Beispiel’. Of wanneer ze afscheid nemen met ‘Tschüssikowski’, ‘Tschüsseldorf’ of ‘Ciao Kakao’. Wanneer ze iemand op zijn verjaardag ‘herzlichen Glühstrumpf’ wensen, met ‘Stück mal ’n Rück’ vragen om plaats te maken op de bank, om dan met ‘Prösterchen’ en ‘Stößchen’ het glas te heffen. Deze mensen zijn ‘an und Pfirsich’ heel aardig, maar ze drinken een ‘Käffchen’ of meteen een ‘Sektchen’, roken een ‘Zigarettchen’ en zeggen ‘na supi’, ‘bis danniwanni’ en ‘Na Bernd’ in plaats van ‘Guten Abend’. Wanneer de telefoon gaat, nemen ze de ‘Teflon’ op. Voor hen is alles ‘wunderbärchen’ in plaats van gewoon ‘wunderbar’. Maar voor mij niet!
Niet grappig
Begrijp me goed: ik ben een voorstander van humor en woordspelingen! Niet omdat het leven zo leuk is. Integendeel: sommige dingen kun je alleen met humor uithouden. Humor kan helpen om het samenleven van mensen draaglijker te maken, zelfs wanneer de omstandigheden ondraaglijk lijken. “Humor is de knop die verhindert dat we er genoeg van hebben”, schreef dichter Joachim Ringelnatz. Een Träumchen (droompje)!Maar deze zogenaamd grappige vervormingen van woorden en het bagatelliseren ervan ergeren me enorm en werken op m’n zenuwen! Hoe vaker ik zoiets hoor of lees, des te meer zin ik heb om te zeggen: “Izmir schlecht” [(“ik word er ziek van”)]!
Zogenaamd betekent: niet echt, nagemaakt, geïmiteerd. Zogenaamd grappig betekent dus: niet echt grappig! En dat klopt als een bus! Alles duidelijk? Ik bedoel maar, iedereen zijn pleziertje, maar laat ons niet overdrijven. Ik zou nooit op het idee komen om zulke slechte woordspelingen op mijn laptop te typen.
Of toch?
Ik uitte kritiek op gekke woordspelingen in de social media, en wat gebeurde er? Ik werd gebombardeerd met gekke woordspelingen! Niet slecht, mijnheer Specht! Ik dacht: dat kan niet waar zijn. Had ik dat maar niet gedaan! Ik viel in de kuil die ik zelf had gegraven! En daarbij heb ik geleerd: sommige formuleringen zijn zo idioot dat ze alweer grappig zijn. En wat ik hiervoor al schreef: sommige situaties kun je beter verdragen wanneer je ermee kunt lachen – ook al is het met dwaze woordspelingen. Een vleugje oppervlakkigheid is af en toe nodig om de ernst van het leven niet uit het oog te verliezen. Okay, dacht ik, dat is zinvol, dat ga ik nu ook doen!En ziedaar: sindsdien krab ik me ’s morgens “die Matratze aus dem Gesicht” en “bürste mir die Kauleiste” (“ik klop de matras in mijn gezicht uit en poets mijn eetkamer”, om het zo te zeggen), vooral nadat ik Knofi (knoflook) heb gegeten. Dergelijke knotsgekke woordspelingen zijn voor mij een voortdurende bron van vreugde geworden, ik kan er intussen mee leven.
Bovendien heb ik vernomen dat 12 november ‘Dag van de slechte woordspelingen’ is, in het leven geroepen door cartoonist Bastian Melnyk. En dat er meerdere soorten woordspelingen bestaan, bijvoorbeeld ‘polysemie’, het gebruik van woorden met meer dan één betekenis (“Lieber arm dran als Arm ab”), [(“Liever arm zijn dan een arm minder”)] ‘paronomasia’, het gebruik van woorden die ongeveer hetzelfde klinken (“Das kann ja wohl nicht Warstein!”) (“Das kann ja wohl nicht wahr sein!”), of het eenvoudig verwisselen van letters of woorden, waarbij men ‘Wechstaben verbuchselt’ en van een ‘Möbelpacker’ een ‘Pöbelmacker’ maakt. De ‘Dag van de slechte woordspelingen’ moet een nationale feestdag worden!
Praten in plaats van mokken
Maar het belangrijkste is: laten we vaker nadenken over taal! En welke woorden we gebruiken. Laten we onze woordenschat beoordelen, respectvol en attent zijn, en goed nadenken over onze manier van spreken, zonder ieder woord op een goudschaaltje te leggen. Laten we aan de ene kant ons best doen om andere mensen niet te beledigen. En aan de andere kant proberen om ons bij slordig woordgebruik van anderen niet meteen beledigd te voelen, maar erover te praten. Over formuleringen en welk effect ze hebben. Want woorden hebben hun effect. Je mag de macht ervan nooit onderschatten. Sommige mensen gebruiken weleens een verkeerde formulering of een woord dat anderen misschien kwetst. Erover praten helpt.
Okay, beste mensen, zes teksten heb ik voor het Goethe-Institut mogen schrijven. Ik koos voor het thema ‘Taal en samenleven’. Ik ben nu einde verhaal, of om in het thema van deze bijdrage te blijven: Jetzt ist Ende Gelände, Schicht im Schacht, aus die Maus, schade Schokolade. Ich muss mich leider von Ihnen verabscheuen. Mir bleibt nichts Walter Ulbricht, als zu sagen: Schankedön für Ihre Aufmerksamkeit, auf Wirsing, Tschö mit Ö, see you later, Alligator, bye bye Hawaii, San Frantschüssco, bis Denver, bis Baldrian, bis spätersilie, bis dannewitz, schönes Knochenende! Schittebön.
Spreekuur - de taalcolumn
In onze rubriek "Sprechstunde" besteden we elke twee weken aandacht aan taal - als cultureel en maatschappelijk verschijnsel. Hoe ontwikkelt taal zich, hoe staan auteurs tegenover "hun" taal, hoe vormt taal een samenleving? - Wisselende columnisten, mensen met een professionele of andere band met taal, behandelen gedurende zes opeenvolgende nummers hun persoonlijke onderwerp.