‘Autoritaire verlokkingen’: een gesprek met Wilhelm Heitmeyer

Prof. Dr. Wilhelm Heitmeyer is socioloog. Hij was oprichter en van 1996 tot 2013 directeur van het Institut für interdisziplinäre Konflikt- und Gewaltforschung (instituut voor interdisciplinair onderzoek naar conflict en geweld) aan de Universiteit van Bielefeld, waar hij vandaag nog steeds onderzoek doet. In 2018 verscheen zijn boek ‘Autoritäre Versuchungen’ (autoritaire verlokkingen), dat inmiddels al aan de derde druk toe is.[1] Daarin onderzoekt hij waarom rechtse partijen, bewegingen en attitudes in de Duitse samenleving in opmars zijn.  

Mijnheer Heitmeyer, in uw alom geprezen analyse onderzoekt u de ruk naar rechts in de Duitse samenleving en kijkt u ook naar ontwikkelingen op langere termijn. Waarom zijn rechts-populistische partijen, bewegingen en standpunten met name de laatste jaren zo populair geworden?

Het is een samenloop van omstandigheden. Je kunt die ontwikkelingen niet eendimensionaal vanuit het partijensysteem verklaren. Je moet verder kijken. Het zich almaar uitbreidende neoliberale economische beleid heeft, in samenspel met de snelle globalisering, geleid tot een autoritair en anoniem financieel kapitalisme. Dat laatste heeft de politiek van de natiestaten steeds meer in zijn greep gekregen en heeft zijn eigen premissen met almaar minder tegenstand kunnen doordrukken. De politiek van de natiestaten heeft steeds meer controle verloren, bijvoorbeeld om efficiënt op te treden tegen de groeiende sociale ongelijkheid. Dit heeft geleid tot sociale desintegratie en angst voor statusverlies bij bepaalde delen van de bevolking, wat gepaard gaat met onzekerheid van het individu en verlies van controle over het eigen leven. Een belangrijk gevolg van dat alles is dat de kijk op het democratische systeem veranderd is. Ik noem dat het verval van de democratie: het apparaat werkt nog, maar het vertrouwen brokkelt af.
In 2001 stelde ik dat de winnaar van dit proces een rabiaat rechts-populisme zou zijn. De huidige ontwikkeling in Duitsland en Europa komt niet uit het niets, maar was al lang aangekondigd. 
 
U heeft de sociaal-politieke ontwikkelingen van de voorbije 20 jaar samengevat in de term ‘entsicherte Zeiten’ (‘ontveiligde tijden’). Toch leiden dreigingen niet automatisch tot rechts-populistische houdingen. Wat maakt dat mensen rechts-populistische standpunten acceptabel vinden of zich erbij aansluiten? 

De term ‘ontveiligde tijden’ maakt een onderscheid tussen twee soorten processen. Enerzijds zijn er de veeleer sluipende processen van onzekerheid en richtingverlies, anders gezegd: waar gaat het met deze samenleving naartoe? Anderzijds zijn er de crises die we tussen 2000 en 2020 hebben meegemaakt - en we hebben op dit moment nog geen flauw benul wat de maatschappelijke en politieke gevolgen van de coronacrisis zullen zijn. Crises zijn altijd aan twee voorwaarden gebonden. Ten eerste, dat de gebruikelijke politieke, economische en sociale reguleringsroutines niet meer werken. Ten tweede, dat de omstandigheden van voor de gebeurtenissen niet meer hersteld kunnen worden. Dat soort crises begon met ‘9/11’, toen islamitische terreur plots opdook in de westerse wereld. In 2005 was er in Duitsland de ‘Hartz-IV’-crisis, die aanzienlijke sociale gevolgen had voor bepaalde delen van de bevolking. In 2008-2009 hadden we de financiële en bankencrisis. En in 2015-2016 leidde de massale toestroom van vluchtelingen tot een cultureel-politieke crisis.

Tegen die achtergrond ontstaat een hang naar autoritaire politiek, omdat mensen op zoek zijn naar veiligheid en controle. Daarbij moeten we erop wijzen dat de toestroom van vluchtelingen niet de oorzaak was, maar slechts een factor die deze ontwikkeling versneld heeft. Tegen die achtergrond van controleverlies duiken dan bepaalde bewegingen en partijen op, die ik niet ‘rechts-populistisch’ noem; in het geval van Duitsland gaat het om een ‘autoritair nationaalradicalisme’, dat niet algemeen rechts-extremistisch is. Dat maakt het aantrekkelijk voor bredere lagen van de bevolking, omdat het belooft de controle te zullen herstellen: “Wij nemen ons volk en ons land terug”. Het suggereert een ‘systeemwissel’ met een autoritair maatschappijmodel, Duitse superioriteit, een herinterpretatie van de Duitse geschiedenis, en ‘Duits zijn’ door uitsluiting.
 
Dagdagelijks racisme en vreemdelingenhaat zijn geen nieuw verschijnsel. U heeft ook een aantal resultaten van uw langetermijnstudie ‘Deutsche Zustände’ (Duitse omstandigheden) in de huidige analyse verwerkt. U kunt aantonen dat zowat 20 % van de ondervraagden al in 2002 rechts-populistische ideeën aanhing. Worden die attitudepatronen nu pas zichtbaar, of gaat het vandaag om heel andere, nieuwe actoren?

Inderdaad, we moeten dat steeds weer benadrukken. Het gaat om attitudes van ‘misantropie tegenover groepen’: mensen die als minderwaardig beschouwd en gediscrimineerd worden en het mikpunt worden van geweld, louter omdat ze deel uitmaken van een bepaalde groep, zoals joden, moslims, homoseksuelen, vluchtelingen, daklozen of mensen met een andere huidskleur, en niet op basis van hun individuele gedrag. Dat soort attitudes bestond al lang voor de opkomst van rechts-reactionaire bewegingen in 2014 of de naar rechts afdrijvende partij Alternative für Deutschland (AfD) in 2015, die ik ‘autoritair nationaalradicalisme’ noem. Kiezers met dat soort autoritaire instelling konden tot dan toe nergens terecht. Ze zweefden tussen sociaaldemocraten en christendemocraten, of hun boosheid leidde tot apathie, waardoor ze helemaal niet meer gingen stemmen. Maar sinds 2015 bestaat er voor hen een autoritair politiek aanbod. Autoritaire slogans halen hen uit hun individuele machteloosheid en voorzien hen van collectieve machtsfantasieën, gericht tegen de open samenleving en de liberale democratie.
 
U komt ook tot de conclusie dat rechts-populistische attitudes zeker niet alleen een zaak zijn van mensen die tussen de mazen van de samenleving zijn gevallen, maar ook voorkomen bij goed verdienende, hoogopgeleide burgers. U spreekt in dat verband over ‘ruwe burgerlijkheid’. Wat bedoelt u daar precies mee? 

Dat aspect is lange tijd onderschat. Met ‘ruwe burgerlijkheid’ wordt bedoeld dat achter de façade van de vertoonde welvaart en het gepolijste taalgebruik een jargon van minachting voor zwakke groepen schuilgaat. Er wordt aanspraak gemaakt op voorrechten van het establishment en ook in deze groepen wordt een ‘ideologie van ongelijkwaardigheid’ zichtbaar, die de kern vormt van de ‘misantropie tegenover groepen’. Belangrijk is dat een formeel hogere opleiding geen veilige ‘buffer’ biedt tegen dat soort attitudes. Dit is een positie die men cultiveert uit behoefte aan maatschappelijke zelfredzaamheid. Maar het is politiek zelfbedrog. Kijk maar naar de 20 jaar oude studies over xenofobe en nationaalconservatieve houdingen bij studenten in rechten-, economie- en ingenieursopleidingen. Die zijn opvallender dan bij studenten in andere richtingen. Maar het is wel uit die richtingen dat later de leidinggevende elites van het bedrijfsleven, de politiek en de staat komen.
Daar komt nog bij dat mensen uit die kringen vooral bereikt worden door intellectuele elites die niet alleen afkomstig zijn uit het steeds gedifferentieerder wordende rechtse spectrum.
 
Rechts-populistische attitudes zijn niet alleen een Oost-Duits fenomeen. Zo behaalde de partij AfD bij de deelstaatverkiezingen in Baden-Württemberg in 2016 vanuit het niets 15,1%. Veel toonaangevende figuren van de partij, zoals Björn Höcke, komen ook uit het westen. Zijn er volgens u niettemin verschillen tussen Oost- en West-Duitsland? 

Uw opmerking is helemaal terecht. Toch zijn er al sinds het begin van de zogenaamde ‘hereniging’ duidelijke verschillen. Dat hebben we in het langetermijnonderzoek naar ‘misantropie tegenover groepen’ tussen 2002 en 2011 met jaarlijks representatieve enquêtes telkens weer kunnen aantonen. En het gaat door tot op de dag van vandaag. Het samenspel van sociale desintegratie, het niet gezien worden door de politieke elites, het gebrek aan richting en vooral - we moeten het steeds weer benadrukken - het verlies aan erkenning leiden tot die zoektocht naar een autoritaire politiek bij aanzienlijke delen van de bevolking. Dat geldt ook voor jongeren, vooral jonge mannen. Daarbij komt nog de politiek onderschatte sociaal-geografische factor: Oost-Duitsland wordt vooral gekenmerkt door dorpen en kleine steden, die sociaal en cultureel vrij homogeen zijn en daardoor een hoge mate van conformiteit vertonen.
 
U vindt het aloude begrip ‘rechts-populisme’ ongeschikt en pleit in plaats daarvan voor de wat stuggere term ‘autoritair nationaalradicalisme’. Waarom vindt u dat een treffender omschrijving? 

Het begrip ‘rechts-populisme’ is totaal ongeschikt om te beschrijven wat er politiek aan het gebeuren is. Het heeft geen inhoud en geen andere criteria dan een conflictlijn: het verzet van het ‘echte’ volk tegen corrupte elites. Het wordt volstrekt willekeurig en vooral verbloemend en bagatelliserend gebruikt. De toch sterk verschillende ontwikkelingen in Polen, Hongarije, de VS, Frankrijk en Duitsland worden allemaal op één hoop gegooid. Ik blijf me erover verbazen hoe weinig bewust de media, de politiek en zelfs de academische wereld daarmee omgaan. Een vooraanstaand journalist van een bekend Duits tijdschrift zei me: U hebt misschien gelijk met uw concept van ‘autoritair nationaalradicalisme’, maar wij hebben nood aan ‘korte formules’. Dat het gebruik van korte formules ook kortzichtig maakt, interesseert hem niet.
De bovengenoemde stugge term is nauwkeuriger, omdat hij gebaseerd is op empirische criteria die vertrekken van de theorie, dat wil zeggen van de vanzelfsprekende wetenschappelijke instrumenten. Voor Duitsland betekent dit drie dingen. Ten eerste wil het ‘autoritaire nationaalradicalisme’ een autoritair maatschappijmodel met een hoge mate van controle, hiërarchie, beperking van levensstijlen en uitsluiting. Ten tweede moet het politieke model van de liberale democratie worden omgebouwd tot een nationalistische versie met Duitse suprematie en een zo homogeen mogelijke etnische samenstelling, die zich moet bezighouden met een nieuwe interpretatie van de Duitse geschiedenis. Ten derde zijn ze uit op een radicale overschrijding van de grenzen, vooral tegen duidelijk zwakke groepen van diverse afkomst, geloofsovertuiging, seksuele geaardheid enz. Echt doorslaggevend is enerzijds dat de rechts-populistische actoren alleen geïnteresseerd zijn in openbare agitatie en situaties die heftige emoties oproepen, en anderzijds dat het gewelddadige rechts-extremisme vooral terreur wil zaaien op straten en pleinen. Het ‘autoritaire nationaalradicalisme’ van de succesrijke AfD zit daar ergens tussenin. Het mikt op een destabilisering van maatschappelijke en politieke instellingen, en uiteindelijk van het systeem. Daarom wil het binnendringen in de politie, het leger, het culturele domein, vakbonden, scholen, de rechterlijke macht, enzovoort. Alles voor de ‘systeemwissel’!    
 
Hoe belangrijk zijn volgens u de nieuwe media, met name sociale netwerken zoals Facebook en dergelijke, voor deze ontwikkelingen? 

Die zijn zonder twijfel zeer belangrijk. Van alle Duitse partijen is AfD daarop het doeltreffendst actief. Er zijn tal van problemen. Laat ik er twee noemen. Om haatmisdrijven in te dammen, zou er bijvoorbeeld verregaand moeten worden samengewerkt met de grote internetbedrijven. Dat zal echter niet lukken, omdat zij een door kapitaal gedreven marktmodel volgen, dat geen belang heeft bij sociale vrede of sociale integratie. Het zou voor hen geen meerwaarde vormen. Dat rauwe kapitalistische marktdenken met politiek destructieve gevolgen is een vergevorderd proces dat zich niet meer laat terugfluiten door nationale politiek. Het tweede grote probleem is dat wij niet langer te maken hebben met een publieke sfeer waarin mensen nog naar elkaars argumenten luisteren. Vandaag heb je diverse publieke sferen (dus in het meervoud), die tot uiting komen in afzonderlijke en waterdichte ‘filterbubbels’ en ‘echokamers’. Je zit met homogene groepen die niet geïnteresseerd zijn in een degelijk debat over maatschappelijke problemen, maar zichzelf louter zelfbevestigend laten aanzwellen in een spiraal van woede.  
 
Rechts-autoritaire bewegingen en partijen zijn een Europees fenomeen en, rekening houdend met de VS en Donald Trump, een fenomeen van de westerse wereld. Hoe komt het volgens u dat die ontwikkeling zich in Duitsland met AfD relatief laat heeft voorgedaan? 

Het is inderdaad zo dat wij in Duitsland - vergeleken met Oostenrijk en Haider of Frankrijk en Le Pen - ongeveer 20 jaar achterlopen. Een van de redenen is volgens mij de Duitse geschiedenis, die ons terughoudender maakt voor nationalistische en autoritaire verlokkingen. Als samenleving hebben we onszelf ten onrechte voorgehouden dat we lessen hadden getrokken uit het verleden. Die wijdverbreide opvatting heeft er ook toe bijgedragen dat onze jaarlijkse publicaties in de boekenreeks ‘Deutsche Zustände’ en in diverse massamedia vooral door de conservatieve politieke partijen, maar ook door de journalistieke elites, werden weggewuifd als paniekzaaierij die niets te maken heeft met onze intacte en humane samenleving. Bovendien was de extreemrechtse partij NPD niet bijzonder aantrekkelijk voor burgerlijke kiezers. Lange tijd bleef men trouw aan relatief grote volkspartijen zoals de sociaaldemocraten en de christendemocraten. Die drie politieke factoren zijn minder belangrijk geworden, terwijl de eerder beschreven verbanden tussen economische, sociale en culturele factoren in de crises aan belang hebben gewonnen. En toen werd het thema ‘gekaapt’ door de partij AfD, die aanvankelijk focuste op economische kritiek op de ‘euro’, maar vervolgens met succes haar eigen instrumenten ging ontwikkelen.  
 
Ziet u tekenen of trends die erop wijzen dat het ‘autoritaire nationaalradicalisme’ zal blijven normaliseren en mogelijk nog groter zal worden? 

Die normalisatie is een groot probleem. Alles wat als normaal wordt beschouwd, geldt niet langer als een probleem. Die weg zijn we nu duidelijk ingeslagen. In 2018 schreef ik dat als het ‘autoritaire nationaalradicalisme’ zich niet zelf van binnenuit zou ontmantelen, zijn politieke groei niet kon worden uitgesloten. We kunnen hiervoor drie redenen aanvoeren. Ten eerste blijven de reeds genoemde oorzakelijke verbanden van kracht, zonder dat ze politiek doeltreffend veranderd worden. Ten tweede weten we nog niet welke autoritaire verlokkingen er zullen ontstaan zodra de economische en politieke gevolgen van de coronacrisis zichtbaar worden, nadat we die met heel haar maatschappelijke impact min of meer bedwongen hebben. Tot slot leven we in een Europa dat ‘duister’ is geworden. Autoritaire verlokkingen zijn er overal, net als ‘rechtse dreigingsallianties’. Dat laatste is het onderwerp van het nieuwe boek. [2]


[1] Wilhelm Heitmeyer: Autoritäre Versuchungen, Signaturen der Bedrohung I, Suhrkamp Verlag Berlin, 2018.
[2] Wilhelm Heitmeyer, Manuela Freiheit, Peter Sitzer: Rechte Bedrohungsallianzen, Signaturen der Bedrohung II, Suhrkamp Verlag Berlin.

 

Top