Worlds of Homelessness
“Alles begint en eindigt met sociale compensatie”
Het is een harde realiteit in de grote Duitse steden: wie in het centrum wil wonen, moet geld hebben. Veel geld. En wie het zich niet kan veroorloven, wordt naar de rand van de stad verdreven. Hoe kan een goede stadsplanning die scheiding tussen arm en rijk voorkomen?
Von Eleonore von Bothmer
In de zomer van 2019 trokken in Berlijn tienduizenden mensen de straat op om te protesteren tegen de hoge huurprijzen. Nergens in Duitsland is de woonkost de jongste tijd feller gestegen dan in de hoofdstad; de huurprijzen zijn er de voorbije tien jaar zowat verdubbeld. Mensen die al lang in Berlijn wonen, zien zich vandaag verplicht hun woning en meteen ook hun buurt te verlaten, omdat wonen er te duur is geworden. Ook andere grote steden in Duitsland kampen met een dergelijk probleem. Aan de HafenCity Universität Hamburg doet sociologe Ingrid Breckner onderzoek naar inclusie in steden. In dit gesprek legt ze uit waarom uitsluiting en segregatie – anders gezegd: uitsluiting en het uiteendrijven van maatschappelijke groepen – tot ernstige conflicten kunnen leiden, en hoe men dit kan voorkomen.
Mevrouw Breckner, wat is het eerste waar u bij de term ‘sociale uitsluiting’ aan denkt?
Aan de woningmarkt, die op dit moment extreem onder druk staat. Nu al worden veel mensen uit de stad verdreven, omdat het er voor hen te duur is geworden. Dat betekent dat ze hun buurt, hun vertrouwde omgeving, hun vriendenkring moeten verlaten. Voor oudere mensen is die evolutie ronduit dramatisch; anders dan bijvoorbeeld studenten kunnen zij niet veel meer aan hun situatie veranderen.
Maar waar trekken ze heen? Op het platteland is het niet noodzakelijk veel goedkoper dan in de stad.
Klopt. Al bestaan er nog steeds plekken waar men wanhopig op zoek is naar huurders, maar daar zijn dan meestal weinig voorzieningen en je hebt er geen dokter of winkel in de buurt.
Woningnood heeft niet alleen te maken met geld. In München is het voor gezinnen sowieso erg moeilijk om een woonst te vinden, zelfs al willen én kunnen ze 2.000 tot 3.000 euro huur betalen.
Ja, en net dat maakt de situatie zo gevaarlijk. Dit gaat over iets wat zich midden in de samenleving afspeelt, het is echt sociale springstof hoor. In Berlijn bijvoorbeeld is de beslissing om de huurprijzen voor een bepaalde periode een maximum op te leggen zeer omstreden.
Hoe kan men aan dit soort uitsluiting in de steden iets doen?
Men kan bijvoorbeeld sociale woningen aanbieden. In Norderstedt, een stad in de rand van Hamburg, moet sinds kort 50 procent van alle nieuwbouw naar sociale woningen gaan. De controle op de huurprijzen biedt dan enige zekerheid – toch minstens voor de volgende 15 tot 20 jaar – voor mensen die nu het risico lopen te worden uitgesloten.
Dat idee is toch niet nieuw, sociale woningen bestaan al tientallen jaren.
Ja, maar de voorbije 20 tot 30 jaar is de sociale woningbouw stiefmoederlijk behandeld. Het plafond op de huurprijzen van sociale woningen is tijdelijk. Daardoor verkleint de voorraad woningen naarmate er aan het einde van die plafondperiode geen nieuwe sociale woningen worden bijgebouwd. In de jaren zeventig van de vorige eeuw behoorde 40 procent van alle appartementen in Hamburg tot de sociale woonmarkt. Vandaag is dat nog amper 12 procent, en ondertussen eindigt ook daar geleidelijk de periode waarin het plafond op de huurprijzen nog van toepassing is. Dat valt niet zo snel te verhelpen.
Waar heeft men de kwestie wél goed opgelost?
Hét mekka van het inclusief wonen is Wenen. Daar bouwen ze al 100 jaar gemeentelijke woningen, en pas sinds 2019 kunnen bepaalde verbintenissen inzake maximale huurprijzen verstrijken. De stad houdt alles zeer goed bij en breidt het aanbod verder uit.
Worden er in Duitsland ook duurzame initiatieven genomen?
Ja. Zo is bijvoorbeeld in alle Hamburgse nieuwbouwwijken een deel bestemd voor bouwgemeenschappen, d.w.z. verenigingen van particuliere bouwheren. Zij investeren niet om opbrengsten te genereren, maar om er te wonen. Vaak zijn dit zeer geëngageerde groepen. Sommige daarvan betrekken zelfs bewust mensen die het moeten rooien met een uitkering via het Harz IV-systeem. Bovendien wordt het sowieso steeds gangbaarder om grond toe te kennen aan diegene met het beste concept, en dus niet aan de hoogste bieder. Wie met andere woorden een kleuterschool of een dokterspraktijk in zijn plannen integreert, maakt meer kans. De concurrentiestrijd gaat dan niet meer zozeer over wie het meest betaalt, maar vooral over wie het meest te bieden heeft. Maar het totaalbeeld is op dit moment niet rooskleurig.
Speelt het model van de ‘sociale stad’ nog een rol? Dat concept maakt woonruimte niet alleen betaalbaarder, maar helpt ook nieuwe ruimte te creëren.
Ja, dat bestaat al meer dan 20 jaar. Het federale niveau geeft subsidies aan de deelstaten om gebieden te herstellen die er bouwkundig gezien triest aan toe zijn. Veel gemeenten hebben zo een grote schuldenlast dat ze dat op eigen kracht niet zouden kunnen; ze hebben die steun van bovenaf echt nodig.
Wat is het ergste waarvoor we moeten vrezen, als de situatie niet verbetert?
Om te zien wat er zou kunnen gebeuren, moet je naar de huidige onrust en rellen in Santiago de Chile kijken. De armere bevolking werd er eerst naar sociale woningen in de rand van de stad of zelfs buiten de stad verdreven, zodat het hen uren kost om met het openbaar vervoer in het centrum te komen werken. Toen vervolgens de prijzen voor de metrotickets verhoogd werden, was het hek van de dam. Ook hier in Duitsland gaan we gevaarlijk snel die richting uit.
Hoe kunnen we de situatie ontmijnen?
Alles begint en eindigt met sociale compensatie. Hoe verdeelder een samenleving is, hoe meer uitsluiting er plaatsvindt, wat kan leiden tot gewelddadige conflicten. Het is ontzettend belangrijk dat er op elk beleidsterrein wordt nagedacht: wat is het effect van deze of gene maatregel op de sociale structuur van de samenleving?